Een boot in de bergen

Vejle, Denemarken, 1962. Folkboot nummer 323 rolt van de werf bij Børresens Bådebyggeri, een prachtige ‘Tibbe’-groene romp van grenenhout - een soort mintgroen - met glanzende eikenhouten spanten, overnaads vernageld zoals alle houten folkboten, mahoniehouten aftimmering en een wit dek. 

Mogens Petersen verplaatst haar naar Horsens Fjord, 25 kilometer verderop. Hij noemt haar Karamba - later Caramba - uit de stripverhalen van Kuifje, dat een uitroep van verbazing moet voorstellen, zoiets als ‘donders!’ of ‘bliksems!’

De kleine groene folkboot dingt al in juni van dat jaar mee in de beroemde Kieler Woche-zeilrace en haalt de zesde plaats. In 1963 geeft Petersen haar een volgende kans en halen ze samen de eerste plaats. Blijkbaar vaart ze zo soepel, en heeft ze zo’n kundige stuurman, dat ze de eerste plaats in 1964 en 1965 behouden. Als ze in 1966 van eigenaar wisselt, is het gedaan met de winst, en eindigt ze op de 21e plaats.

Het scheepje krijgt in Denemarken nog drie keer een andere eigenaar voor ze in 2006 in Nederland terechtkomt. Het is onduidelijk waar, en bij wie. Gaandeweg raakt ze de naam Karamba kwijt en verschijnt ze als Folkboot D335 in de boeken, haar zeilnummer. De internationale Folkbootdatabase is haar spoor bijster. Zo vinden wij haar, 62 jaar later, terug op een vreemde plaats, aan de voet van de Duitse Alpen in de Starnberger See.

We huren een auto, zetten onze tweejarige dochter Heike in een kinderzitje, en gaan op weg om te kijken of we deze boot misschien willen kopen. Want de Folkboten die we tot nu toe in Nederland vonden, waren het steeds net niet: te kaal uitgerust, te duur, teveel achterstallig onderhoud, of net verkocht. D335 lijkt uit de foto’s en beschrijvingen die we tot nu toe gezien hebben perfect. Na twee dagen en 900 kilometer Autobahn draaien we de botenstalling op waar ze op de trailer staat.

‘Bootie!’ Roept Heike.

Met een ladder klimmen we onder het dekzeil door aan boord. Hoe koop je eigenlijk een boot? We prikken wat in de romp, we tillen de vlonders op en ontdekken een paar geknakte spanten, zoals ons door botenkenners al voorspeld was. We proberen tevergeefs een kledingkast open te wrikken waar al jaren een afgebroken slot in het sleutelgat zit. Wat zou er in zitten? We ademen de geur in van beschimmelde bootkussens en strelen zachtjes het koperen plaatje dat al sinds 1962 in de kuiprand zit: Børresen, Denmark, Nr. 323. Ze is niet meer mintgroen, maar wit, en op het zeil staat een ander zeilnummer. Ze heeft wat aandacht en liefde nodig, maar dat kunnen we haar geven.

De eigenaar van de boot laat ons een map met foto’s zien, vermoedelijk uit de jaren ‘80 of ‘90 toen de boot helemaal gestript was en de kajuit en het dek opnieuw zijn opgebouwd. De romp is dan al witgeverfd en er staat in zwarte letters ‘Cara3185’ op. Op het zeil prijkt de bekende F (Folkboot), D (Denemarken) en het zeilnummer 335. Aan boord zitten twee mannen, jong en oud, de ene met een groene trui, de ander in geblokt overhemd. Op de achterkant van de boot prijkt de Deense vlag. Zouden het Kristian en Peter Krogh zijn, de eigenaren uit die tijd? Het zou zomaar kunnen, want op een TL-balk in de werkplaats staat met blauwe stift ‘Peter Krogh’ geschreven. 

Een kleine maand later maakt Erik de lange reis naar de Alpen nog een keer. We tekenen het ‘Kaufvertrag über ein Gebrauchboot’, hangen Cara achter de auto en rijden haar naar zeeniveau. Nederland wordt voor de tweede keer haar nieuwe thuis.



Vorige
Vorige

Wat bootonderhoud in beweging brengt

Volgende
Volgende

Leven vanuit de diepte